10x handig rekenen

Hoofdrekenen lastig? Niet als je handig rekenen toepast. Deze 10 weetjes over rekensommen en handig rekenen kunnen helpen om de meest lastige rekensommen toch uit het hoofd op te lossen!

 

1 Rekenen met nullen

Rekenen met nullen is eigenlijk heel eenvoudig. Bij x10 zet je een 0 achter het getal, bij x100 zet je twee nullen achter het getal enzovoorts. Kijk maar:

23 x 10 = 230

23 x 100 = 2300

23 x 1.000 = 23.000

Andersom geldt natuurlijk hetzelfde. Bij :10 haal je een nul weg, bij :100 haal je er twee weg…

5600 : 10 = 560

5600 : 100 = 56

560 : 100 = 5,6 (denk aan de komma)

Grote deelsommen kun je bovendien eenvoudiger maken door aan beide kanten een 0 weg te strepen.

Zo levert de som

3200 : 400

hetzelfde antwoord op als

32 : 4

 

2 Splitsen

Sommen kun je ook eenvoudig splitsen. Zo maak je van de keersom 5 x 37 twee nieuwe sommen:

5 x 30

5 x 7

Splitsen

3 Maak ronde getallen

Soms moet je rekenen met teveel of met te weinig. Zolang je maar onthoud wat je doet om op een mooi rond getal uit te komen, komt het altijd goed.

398 + 216 =

maak je eenvoudiger als

400 + 216 = 616

Je hebt er bij 398 even 2 bijgedaan. Die moet je dan weer van het antwoord aftrekken. 616 – 2= 614.

 

4 Zoek tientallen

Veel sommen hebben een bepaalde structuur, waarbij je gericht op zoek moet naar tientallen. Kijk maar eens naar deze som.

33 + 28 + 15 + 17 + 12 + 25 =

33 en 17 leveren het tiental 50 op

28 en 12 leveren het tiental 40 op

15 en 25 leveren het tiental 40 op

50 + 40 + 40 rekent een stuk handiger, nietwaar?

 

5 Schatten

Een som kun je vaak ook schatten. Zo weet je of je in de buurt van het juiste antwoord zit. Bijvoorbeeld als je met komma’s rekent: 2,2 x 280 =

Schattend kom je uit 2 x 280 = 560

Wanneer je dan de komma weghaalt en 22 x 280 uitrekent en op 6160 uitkomt, weet je dat de komma na het honderdtal 616 moet worden geplaatst.

 

6 Denk aan de makkelijke som

Rekenen met grote getallen? Denk dan altijd even terug aan groep 3 en 4, toen sommen nog makkelijk en onschuldig waren…

5.000 + 32.000 doet je misschien nog denken aan 5 + 32?

89.000 – 3.000 lijkt nog steeds erg op 89 en 3?

Daar worden ze toch minder eng van.

 

7 Ombouwen

Vermenigvuldigen kun je veel handiger doen door de sommen om te bouwen. Aan de ene kant verdubbel en aan de andere kant halveer je het getal. Kijk maar

210 x 8 wordt

420 x 4

840 x 2

1680 x 1

Ombouwen

 

8 Reken met tienen

Lastige optelsommen kun je ook splitsen door eerst de tientallen eruit te halen. Daardoor wordt een som al snel overzichtelijker:

346 + 45 =

wordt dan

346 + 40 = 386, 386 + 5 = 391

 

9 Doortellen in plaats van aftrekken

Sommige sommen zijn heel lastig, tenzij je de som omdraait. In plaats van aftrekken, moet je gaan doortellen. Zoals bij

€ 102 – € 39,50

Vul deze aan vanaf € 39,50 tot aan € 102

+ € 0,50 = € 40

+ € 60 = € 100

+ € 2 = € 102

Antwoord: € 62,50

Aanvullen

10 Halveren van deelsommen

Deelsommen lastig? Deze kun je ook ombouwen door ze te halveren. Kijk maar:

8800 : 40 =

4400 : 20 =

2200 : 10 =

Daar worden ze vaak een stuk eenvoudiger van.

 

 

OefeneDelen ombouwen

Oefenen met rekenen?

Wil jij meer oefenen met rekenen? Bekijk het complete oefenboek voor rekentoetsen in groep 6.

 

Reken jij sommen ook handiger uit? Deel je tips en trucs door een reactie achter te laten!