Geeft de leerkracht van mijn kind een goede rekenles?

Rekenspecialisten hebben er lange tijd hun hoofd over gebroken en zullen dat vermoedelijk altijd blijven doen: hoe geeft een leerkracht nu een goede rekenles?

Intussen zijn er vele opvattingen over de definitie van “een goede rekenles”. De leerkrachten achter ‘Alles over Rekenen’ hebben er ook verschillende meningen over, maar gelukkig is er ook veel overlap.

In dit artikel worden enkele manieren van rekenlessen geven besproken. Het gaat hierbij om de instructieles, dus waarbij kinderen iets nieuws aangeleerd krijgen.

 

Basis

De basis van iedere (reken)les staat pas met een consequente leerkracht die zijn vak en publiek verstaat. Dat betekent dat een rekenles rustig kan beginnen, dat de materialen binnen handbereik zijn en dat de leerkracht zich heeft voorbereid. De meeste leerkrachten schrijven groepsplannen en weten al lang van tevoren wat er komen gaat.

De leerlingen hebben baat bij een vaste structuur. Ze weten van tevoren dat de leerkracht eerst klassikale instructie gaat geven en vervolgens uiteen gaat met verlengde instructie voor zwakkere en sterkere leerlingen en daarna weer beschikbaar is voor de hele klas. Na iedere instructie volgt voor de kinderen die gewoon mee kunnen komen dan ook vaak een moment van zelfstandig werken.

‘Het is heel belangrijk dat kinderen weten wat er dan van ze verwacht wordt,’ zegt Paul van Munster (basisschoolleerkracht in groep 7). ‘Een rekenles duurt doorgaans zestig minuten, als je dat redt. De instructie moet kort en bondig en kinderen mogen op dat moment geen vragen meer hebben. Ze moeten ook weten dat – als ze onverhoopt toch een vraag hebben – ze die ‘parkeren’. De parkeergarage komt later aan bod, als ik klaar ben met mijn verlengde instructie.’

De opbouw van een rekenles blijkt bij alle leerkrachten redelijk overeen te komen. Gemiddeld wordt er tussen de vijftig en de zeventig minuten per dag gerekend (waarvan op veel scholen ook dertig minuten per dag aan de weektaak, waarbij kinderen zelfstandig stof door moeten nemen waarvan ze even daarvoor de instructie hebben gehad).

 

Gemiddelde opbouw

De gemiddelde opbouw van een rekenles ziet er als volgt uit:

  • Start van de les.
  • Kern van de les. De kinderen krijgen nu allemaal klassikaal instructie van de leerkracht.
  • Instructie op maat. Veel leerkrachten geven instructie aan zwakkere leerlingen in de groep. Soms is dat in groepjes, soms individueel. Enkele leerkrachten geven ook instructie aan sterke rekenaars in hun groep.
  • De les wordt afgesloten door na te praten over hetgeen geleerd werd. Sommige leerkrachten beantwoorden nu nog vragen. Ook zijn er leerkrachten die klassikaal nakijken.

 

Meer kwaliteit

Maar wat zijn nu de ‘boosters’ van een rekenles, of – om in vaktermen te blijven praten – pluspunten van een rekenles? Daarover zijn veel verschillende opvattingen.

‘Van een rekengoeroe die hier op school kwam heb ik geleerd om de les altijd te beginnen met een spelletje,’ zegt Daisy Peters (leerkracht groep 8). ‘Even een minuut of drie, vier – niet te lang – en dan gewoon een spelletje doen dat met rekenen te maken heeft. De 24-game, bijvoorbeeld, of een rekenslang maken van steeds 15 erbij of 20 erbij of verdubbelen. Het zet ze aan het denken, warmt ze alvast op. Kinderen zijn dan echt betrokken.’

‘Wij hebben de methode Reken Rijk,’ zegt Thom Gerrits (leerkracht groep 6-7) ‘en daarin staan altijd opwarmsommetjes. Die laat ik de kinderen op een klein whiteboard beantwoorden en dan de lucht insteken. Dus niet ‘Pietje, hoeveel is 6 x 7?’, maar aan de hele klas die som en tegelijk gaan dan de bordjes met 42 de lucht in. Schitterend, want ze doen allemaal mee!’

‘Korte, bondige instructie,’ vindt Oscar Willems (leerkracht groep 7-8 en rekendocent in het voortgezet onderwijs). ‘Daar is iedereen bij gebaat. Het werkt. Behandel niet meer dan nodig is, wijd vooral niet uit en – belangrijker nog! – doe het zelf goed voor. Een goed voorbeeld doet goed volgen. Kinderen willen snel aan de slag als ze iets nieuws geleerd hebben. Helaas zijn er teveel collega’s die zichzelf het liefst de hele dag horen wauwelen. Dat schiet niet op.’

Harm Schutte – leerkracht groep 6 – is het eens met Oscar Willems. ‘Een goed voorbeeld. Daarover verschillen de meningen, want veel collega’s hebben ooit ergens gehoord dat kinderen even moeten “zwemmen” bij nieuwe stof. Dat je de som de som moet laten en gewoon moet zeggen “Los het maar op!”. Ze noemen het ook wel “probleem droppen”. Ik geloof daar niet in, want hoe moeten ze iets oplossen als ze dat nog nooit hebben gedaan? Ook al kennen ze oudere strategieën, die misschien kunnen leiden tot de oplossing, ik vind dat je ze het verplicht bent goed voor te doen! Als je ze in het begin laat aanmodderen richt je bij sommige kinderen schade voor het leven aan. Ze rekenen zelf, zien van klasgenootjes hoe het niet moet en dan kom jij er als leerkracht ineens mee met hoe het wel moet. Die kinderen zijn allang afgehaakt en willen het helemaal niet eerst zelf proberen. Waarom ook? Het is toch veel veiliger als de meester of juf het een keer goed laat zien? Of nog een keer, als dat nodig is?’

 

Rekenlessen van verschillende kwaliteit

De experts van Alles over Rekenen gaan veel klassen rond om het rekenonderwijs in kaart te brengen en te verbeteren. Ze komen daarbij van alles tegen. Henriëtte Waal werkte langere tijd als observant op een aantal scholen. ‘Ik zag dat leerkrachten soms zelf niet meer wisten wat ze aan het doen waren,’ vertelt ze. ‘Kinderen die deden maar wat en leerkrachten waren allang blij dat ze de les op tijd af konden krijgen. Ik snap dat soms wel, als is de kwaliteit van veel rekenlessen om te huilen. Leerkrachten worden gedwongen om zoveel taken op hun bordje mee te nemen, dat ze geen tijd hebben om hun les tot in de puntjes voor te bereiden. En geloof me, iedere leerkracht die ik sprak, vindt dat verschrikkelijk.’

Janine uit den Veen herkent het verhaal van Waal. ‘In grote klassen wemelt het van de kinderen. Ze moeten van alles: weektaken, mindfullness, kunnen ontladen, hun eigen ontwikkeling kunnen volgen, weet ik wat niet meer. Je ziet dat het ten koste gaat van goed onderwijs. Er wordt in veel klassen en door veel leerkrachten maar wat aangerommeld. Eeuwig zonde, want een achterstand in rekenen trek je niet zomaar bij.’

 

Wat maakt een les een goede rekenles?

De punten die de leerkrachten aandragen zijn allemaal punten die bij kunnen dragen aan een goede rekenles. Leerkrachten die dit artikel lezen kunnen de tips meenemen in hun onderwijs, ouders kunnen ze thuis toepassen als ze met hun kind oefenen. Nog even kort samengevat, wat maakt een les een goede rekenles?

  • Vooraf opwarmen: een spelletje doen of kinderen allemaal betrekken bij de sommen die vooraf gedaan moeten worden.
  • Duidelijke instructie met een goed voorbeeld. Daarna de gelegenheid tot vragen en zelfstandig werken.
  • Aandacht voor uitval naar beneden én naar boven. Vergeet vooral de slimmere leerlingen niet!
  • Een duidelijke structuur. Kinderen die weten wat er gaat gebeuren en waar ze aan toe zijn, varen daar wel bij.

Heb jij nog meer punten die bijdragen aan een goede rekenles? Laat ze gerust achter als reactie op dit bericht.